Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. diskwalificeren:


Dutch

Detailed Translations for diskwalificeren from Dutch to Swedish

diskwalificeren:

diskwalificeren verb (diskwalificeer, diskwalificeert, diskwalificeerde, diskwalificeerden, gediskwalificeerd)

  1. diskwalificeren (uitsluiten; royeren)
    diskvalificera
    • diskvalificera verb (diskvalificerar, diskvalificerade, diskvalificerat)

Conjugations for diskwalificeren:

o.t.t.
  1. diskwalificeer
  2. diskwalificeert
  3. diskwalificeert
  4. diskwalificeren
  5. diskwalificeren
  6. diskwalificeren
o.v.t.
  1. diskwalificeerde
  2. diskwalificeerde
  3. diskwalificeerde
  4. diskwalificeerden
  5. diskwalificeerden
  6. diskwalificeerden
v.t.t.
  1. heb gediskwalificeerd
  2. hebt gediskwalificeerd
  3. heeft gediskwalificeerd
  4. hebben gediskwalificeerd
  5. hebben gediskwalificeerd
  6. hebben gediskwalificeerd
v.v.t.
  1. had gediskwalificeerd
  2. had gediskwalificeerd
  3. had gediskwalificeerd
  4. hadden gediskwalificeerd
  5. hadden gediskwalificeerd
  6. hadden gediskwalificeerd
o.t.t.t.
  1. zal diskwalificeren
  2. zult diskwalificeren
  3. zal diskwalificeren
  4. zullen diskwalificeren
  5. zullen diskwalificeren
  6. zullen diskwalificeren
o.v.t.t.
  1. zou diskwalificeren
  2. zou diskwalificeren
  3. zou diskwalificeren
  4. zouden diskwalificeren
  5. zouden diskwalificeren
  6. zouden diskwalificeren
en verder
  1. ben gediskwalificeerd
  2. bent gediskwalificeerd
  3. is gediskwalificeerd
  4. zijn gediskwalificeerd
  5. zijn gediskwalificeerd
  6. zijn gediskwalificeerd
diversen
  1. diskwalificeer!
  2. diskwalificeert!
  3. gediskwalificeerd
  4. diskwalificerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for diskwalificeren:

NounRelated TranslationsOther Translations
diskvalificera diskwalificatie; uitsluiting
VerbRelated TranslationsOther Translations
diskvalificera diskwalificeren; royeren; uitsluiten iemand schrappen; royeren