Home ->Dictionaries ->Dutch/Swedish ->Translate domheid

Translate domheid from Dutch to Swedish

Summary

Dutch to Swedish: more detail...

domheid:
- skrik
dom:
- kyrka; cathedral
- tjockskalligt; dum; trög; trögt; dumt; oförståndigt; stumt; tyst; oförståndig
Wiktionary:
- dom → dom
- dom → dum, fånig
- dom → trög, oskarp, dum, korkad, dåraktig, omtöcknad, vidunderlig, domkyrka, katedral

Dutch

Detailed Translations for domheid from Dutch to Swedish

domheid:

domheid [de ~ (v)] noun

de domheid (giller; blunder; misgreep; flater)
skrik
- skrik [-ett] noun

Translation Matrix for domheid:

Noun	Related Translations	Other Translations
skrik	blunder; domheid; flater; giller; misgreep	gil; kreet; roep; rukwinden; schreeuw; uitroep

Related Words for "domheid":

domheden, dom

dom:

dom [de ~ (m)] noun

de dom (kathedraal; domkerk)
kyrka; cathedral
- kyrka [-en] noun
- cathedral noun

dom adj

dom (stompzinnig; onnozel; verstandeloos; achterlijk; afgestompt; breinloos; onverstandig; hersenloos; geesteloos; idioot; onbenullig; stupide)
tjockskalligt; dum; trög; trögt; dumt
- tjockskalligt adj
- dum adj
- trög adj
- trögt adj
- dumt adj
dom (onverstandig; stom; suf)
oförståndigt; stumt; tyst; oförståndig; dumt
- oförståndigt adj
- stumt adj
- tyst adj
- oförståndig adj
- dumt adj

Translation Matrix for dom:

Noun	Related Translations	Other Translations
cathedral	dom; domkerk; kathedraal
kyrka	dom; domkerk; kathedraal	kerk
Adjective	Related Translations	Other Translations
-	stom
Modifier	Related Translations	Other Translations
dum	achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; verstandeloos	dwaas; gek; gemeen; idioot; lullig; maf; min; onbezonnen; onzinnig; slecht; vals
dumt	achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stom; stompzinnig; stupide; suf; verstandeloos	dwaas; gek; gemeen; idioot; lullig; maf; min; onbezonnen; onzinnig; slecht; vals
oförståndig	dom; onverstandig; stom; suf
oförståndigt	dom; onverstandig; stom; suf
stumt	dom; onverstandig; stom; suf
tjockskalligt	achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; verstandeloos	dwaas; idioot; onbezonnen
trög	achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; verstandeloos	flauwtjes; lijzig; log; loom; lui; stomp; traag; werkschuw
trögt	achterlijk; afgestompt; breinloos; dom; geesteloos; hersenloos; idioot; onbenullig; onnozel; onverstandig; stompzinnig; stupide; verstandeloos	flauwtjes; lijzig; log; loom; lui; stomp; traag; werkschuw; zouteloos
tyst	dom; onverstandig; stom; suf	kalmpjes; rustig; rustig aan; stilletjes aan

Related Words for "dom":

domheid, domen, doms, domst, domste

Synonyms for "dom":

Antonyms for "dom":

wijs

Related Definitions for "dom":

hoofdkerk van een bisdom¹
- de Dom van Utrecht¹
wie niet goed kan denken en weinig snapt¹
- deze domme leerlingen vinden alles te moeilijk¹

Wiktionary Translations for dom:

dom

noun

hoofdkerk van een bisdom
- dom → dom
bolvormig dak
- dom → dom

adjective

van weinig verstand getuigend
- dom → dum; fånig

Cross Translation:

From	To	Via
• dom	→ trög; oskarp	↔ dull — not bright or intelligent
• dom	→ dum; korkad	↔ dumb — extremely stupid
• dom	→ dum; dåraktig	↔ foolish — lacking good sense or judgement; unwise
• dom	→ dum; omtöcknad	↔ stupid — lacking in intelligence
• dom	→ dum	↔ dumm — schwach an Verstand, ohne Intelligenz, ohne Können, unwissend
• dom	→ vidunderlig	↔ abracadabrant — (familier, fr) complètement incroyable, qu’une personne sensée ne peut pas croire.
• dom	→ domkyrka; katedral	↔ cathédrale — Bâtiment et lieu de culte
• dom	→ dum	↔ idiot — ignare, ignorant.
• dom	→ dum	↔ stupide — Qui frapper de stupeur.

¹Muiswerk Woordenboek