Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. flink aanpakken:


Dutch

Detailed Translations for flink aanpakken from Dutch to Swedish

flink aanpakken:

flink aanpakken verb (pak flink aan, pakt flink aan, pakte flink aan, pakten flink aan, flink aangepakt)

  1. flink aanpakken (hard werken; aanpoten)
    plugga; slita; arbeta hårt
    • plugga verb (pluggar, pluggade, pluggat)
    • slita verb (sliter, slet, slitit)
    • arbeta hårt verb (arbetar hårt, arbetade hårt, arbetat hårt)
  2. flink aanpakken (grondig aanpakken; stevig aanpakken)
    göra noga; noggrant arbete
    • göra noga verb (gör noga, gjorde noga, gjort noga)
    • noggrant arbete verb (noggrant arbetar, noggrant arbetade, noggrant arbetat)

Conjugations for flink aanpakken:

o.t.t.
  1. pak flink aan
  2. pakt flink aan
  3. pakt flink aan
  4. pakken flink aan
  5. pakken flink aan
  6. pakken flink aan
o.v.t.
  1. pakte flink aan
  2. pakte flink aan
  3. pakte flink aan
  4. pakten flink aan
  5. pakten flink aan
  6. pakten flink aan
v.t.t.
  1. heb flink aangepakt
  2. hebt flink aangepakt
  3. heeft flink aangepakt
  4. hebben flink aangepakt
  5. hebben flink aangepakt
  6. hebben flink aangepakt
v.v.t.
  1. had flink aangepakt
  2. had flink aangepakt
  3. had flink aangepakt
  4. hadden flink aangepakt
  5. hadden flink aangepakt
  6. hadden flink aangepakt
o.t.t.t.
  1. zal flink aanpakken
  2. zult flink aanpakken
  3. zal flink aanpakken
  4. zullen flink aanpakken
  5. zullen flink aanpakken
  6. zullen flink aanpakken
o.v.t.t.
  1. zou flink aanpakken
  2. zou flink aanpakken
  3. zou flink aanpakken
  4. zouden flink aanpakken
  5. zouden flink aanpakken
  6. zouden flink aanpakken
en verder
  1. ben flink aangepakt
  2. bent flink aangepakt
  3. is flink aangepakt
  4. zijn flink aangepakt
  5. zijn flink aangepakt
  6. zijn flink aangepakt
diversen
  1. pak flink aan!
  2. pakt flink aan!
  3. flink aangepakt
  4. flink aanpakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for flink aanpakken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
arbeta hårt aanpoten; flink aanpakken; hard werken aanpoten; afbeulen; buffelen; een ongeluk werken; half dood werken; hard werken; kapotwerken; pezen; sloven
göra noga flink aanpakken; grondig aanpakken; stevig aanpakken
noggrant arbete flink aanpakken; grondig aanpakken; stevig aanpakken
plugga aanpoten; flink aanpakken; hard werken afslijpen; erafslijpen; vossen
slita aanpoten; flink aanpakken; hard werken afslijpen; erafslijpen; ergens uitscheuren; inscheuren; rafels loslaten; scheuren; uitrafelen

Related Translations for flink aanpakken