Dutch
Detailed Translations for foeteren from Dutch to Swedish
foeteren:
-
foeteren
Conjugations for foeteren:
o.t.t.
- foeter
- foetert
- foetert
- foeteren
- foeteren
- foeteren
o.v.t.
- foeterde
- foeterde
- foeterde
- foeterden
- foeterden
- foeterden
v.t.t.
- heb gefoeterd
- hebt gefoeterd
- heeft gefoeterd
- hebben gefoeterd
- hebben gefoeterd
- hebben gefoeterd
v.v.t.
- had gefoeterd
- had gefoeterd
- had gefoeterd
- hadden gefoeterd
- hadden gefoeterd
- hadden gefoeterd
o.t.t.t.
- zal foeteren
- zult foeteren
- zal foeteren
- zullen foeteren
- zullen foeteren
- zullen foeteren
o.v.t.t.
- zou foeteren
- zou foeteren
- zou foeteren
- zouden foeteren
- zouden foeteren
- zouden foeteren
diversen
- foeter!
- foetert!
- gefoeterd
- foeterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for foeteren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
knorra | geknor | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
klaga | foeteren | bezwaar aantekenen; bezwaar maken; bezwaren; eisen; huilen; jammeren; jeremiëren; kankeren; kermen; klagen; knorren; knorrend geluid maken; protesteren; reclameren; rouwklagen; sakkeren; schreien; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren; uitgieren; weeklagen; zeuren |
knorra | foeteren | brommen; kankeren; klagen; knorren; knorrend geluid maken; mopperen; morren; over iets mopperen; pruttelen; sakkeren |
morra lågt | foeteren | |
muttra | foeteren | protesteren; sputteren; tegenpruttelen; tegensputteren |
External Machine Translations: