Dutch

Detailed Translations for gebondenheid from Dutch to Swedish

gebondenheid:

gebondenheid [de ~ (v)] noun

  1. de gebondenheid (het gebonden zijn; band; binding)
    länk; förbindelseled; mellanled
  2. de gebondenheid (binding; band)
    band; förbindelse; släktskap; bundenhet

Translation Matrix for gebondenheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
band band; binding; gebondenheid aansluiting; band; bandjes; blaaskapel; cassette; cassettebandje; connectie; draagband; draagriem; fanfare; fanfarekorps; galon; geluidsband; harmonie; inktlint; kapel; kapellen; koorden; liaison; link; linten; lintje; magneetband; muziekgezelschappen; muziekkorps; omzoming; relatie; samenhang; snoeren; strook; tres; verband; verbinding
bundenhet band; binding; gebondenheid
förbindelse band; binding; gebondenheid aaneenkoppeling; aaneensluiting; aaneenvoeging; aansluiting; affaire; alliantie; avontuurtje; band; bond; bondgenootschap; borgtocht; connectie; contact; correlatie; koppeling; liaison; lijnverbinding; link; ommegang; onderling verband; relatie; samenhang; samenvoeging; schakel; slippertje; stuurpen; verband; verbinding; verbond; verhouding
förbindelseled band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn schakel; schalm
länk band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn OLE/DDE-koppeling; aansluiting; aansluitstuk; band; connectie; hyperlink; koppeling; liaison; link; relatie; samenhang; schakel; schakelketting; schalm; verband; verbinding
mellanled band; binding; gebondenheid; het gebonden zijn
släktskap band; binding; gebondenheid affiniteit; familieband; gezinsverband; stamverwantschap; verwantschap

Related Words for "gebondenheid":


gebondenheid form of gebonden: