Summary
Dutch
Detailed Translations for gevangen from Dutch to Swedish
gevangen:
-
gevangen (gevangen genomen; opgesloten; geïnterneerd; vastgezet)
fängslad; fången; tillfångataget; fånget; fängslat-
fängslad adj
-
fången adj
-
tillfångataget adj
-
fånget adj
-
fängslat adj
-
Translation Matrix for gevangen:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
fängslad | gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet | |
fängslat | gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet | |
fången | gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet | |
fånget | gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet | |
tillfångataget | gevangen; gevangen genomen; geïnterneerd; opgesloten; vastgezet |
Related Words for "gevangen":
Antonyms for "gevangen":
Related Definitions for "gevangen":
vangen:
Conjugations for vangen:
o.t.t.
- vang
- vangt
- vangt
- vangen
- vangen
- vangen
o.v.t.
- ving
- ving
- ving
- vingen
- vingen
- vingen
v.t.t.
- heb gevangen
- hebt gevangen
- heeft gevangen
- hebben gevangen
- hebben gevangen
- hebben gevangen
v.v.t.
- had gevangen
- had gevangen
- had gevangen
- hadden gevangen
- hadden gevangen
- hadden gevangen
o.t.t.t.
- zal vangen
- zult vangen
- zal vangen
- zullen vangen
- zullen vangen
- zullen vangen
o.v.t.t.
- zou vangen
- zou vangen
- zou vangen
- zouden vangen
- zouden vangen
- zouden vangen
en verder
- ben gevangen
- bent gevangen
- is gevangen
- zijn gevangen
- zijn gevangen
- zijn gevangen
diversen
- vang!
- vangt!
- gevangen
- vangend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vangen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
fatta | buitmaken; vangen | begrijpen; beseffen; doorzien; iets bemachtigen; inzien; met het verstand vatten; onderkennen; onverlangd krijgen; opdoen; oplopen; realiseren; snappen; te pakken krijgen; verkrijgen |
fånga | buitmaken; grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken | aanhouden; aanklampen; arresteren; beetgrijpen; beetpakken; betrappen; gevangennemen; grijpen; heroveren; inpakken; inpalmen; inrekenen; naar zich toe trekken; oppakken; opvangen; snappen; vastklampen; vastpakken; wat neervalt opvangen |
gripa | buitmaken; grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken | aanhouden; arresteren; gevangennemen; iets bemachtigen; inrekenen; oppakken; te pakken krijgen; verkrijgen |
ta fast | grijpen; klauwen; pakken; vangen; vatten; verstrikken | |
- | grijpen |
Related Words for "vangen":
Synonyms for "vangen":
Antonyms for "vangen":
Related Definitions for "vangen":
Wiktionary Translations for vangen:
vangen
Cross Translation:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vangen | → fångst | ↔ catch — the act of catching a ball (jump) |
• vangen | → fånga; fatta | ↔ catch — to intercept an object in the air etc. (jump) |
• vangen | → gripa; fånga; tillskansa | ↔ seize — grab |
• vangen | → fånga | ↔ capturer — s’emparer d’un être vivant ou d’une chose. |