Summary
Dutch
Detailed Translations for glitter from Dutch to Swedish
glitter:
-
de glitter (klatergoud)
-
de glitter (fonkeling; sprankelen; fonkelen; schittering)
Translation Matrix for glitter:
Noun | Related Translations | Other Translations |
förgylld | glitter; klatergoud | |
glans | fonkelen; fonkeling; glitter; schittering; sprankelen | glans; glanslaag; glanzen; glimmen; glimp; gloed; glorie; licht verspreiden; luister; schijnen; schitteren; vleugje |
glitter | fonkelen; fonkeling; glitter; schittering; sprankelen | blinken; flonkering; glans; luister; schitteren |
lyster | fonkelen; fonkeling; glitter; schittering; sprankelen | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
förgylld | verguld |
Related Words for "glitter":
glitter form of glitteren:
-
glitteren
Conjugations for glitteren:
o.t.t.
- glitter
- glittert
- glittert
- glitteren
- glitteren
- glitteren
o.v.t.
- glitterde
- glitterde
- glitterde
- glitterden
- glitterden
- glitterden
v.t.t.
- heb geglitterd
- hebt geglitterd
- heeft geglitterd
- hebben geglitterd
- hebben geglitterd
- hebben geglitterd
v.v.t.
- had geglitterd
- had geglitterd
- had geglitterd
- hadden geglitterd
- hadden geglitterd
- hadden geglitterd
o.t.t.t.
- zal glitteren
- zult glitteren
- zal glitteren
- zullen glitteren
- zullen glitteren
- zullen glitteren
o.v.t.t.
- zou glitteren
- zou glitteren
- zou glitteren
- zouden glitteren
- zouden glitteren
- zouden glitteren
diversen
- glitter!
- glittert!
- geglitterd
- glitterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for glitteren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
glittra | glitteren | blinken; fonkelen; glinsteren; schitteren; vonken schieten |