Summary


Dutch

Detailed Translations for grond from Dutch to Swedish

grond:

grond [de ~ (m)] noun

  1. de grond (vloer)
    golv
  2. de grond (aardkorst; bodem; aarde)
    jordskorpa
  3. de grond (bodemoppervlak; bodem)
    grund
  4. de grond (akker; veld; bouwland)
  5. de grond (uitgangspunt; vertrekpunt; grondgedachte; )

Translation Matrix for grond:

NounRelated TranslationsOther Translations
golv grond; vloer
grund bodem; bodemoppervlak; grond aanleiding; beweegreden; bouwfundament; drijfveer; fundament; fundering; grondslag; motief; motivatie; ondergrond; reden
jordbruksmark akker; bouwland; grond; veld landbouwgrond
jordbruksområde akker; bouwland; grond; veld akkerbouwgebied; landbouwgebied; landbouwstreek
jordskorpa aarde; aardkorst; bodem; grond
utgångspunkt basis; beginsel; fundament; grond; grondgedachte; grondslag; grondstelling; principe; uitgangspunt; vertrekpunt aanknopingspunt; aanwijzing; opstijging
- aarde
ModifierRelated TranslationsOther Translations
grund ondiep

Related Words for "grond":


Synonyms for "grond":


Related Definitions for "grond":

  1. bodemlaag waarin planten en bomen groeien1
    • er zit te weinig grond in deze plantenbak1
  2. oppervlakte van de aarde1
    • er is geen stoel meer, ga maar op de grond zitten1
  3. aanleiding1
    • die bewering mist elke grond1

Wiktionary Translations for grond:


Cross Translation:
FromToVia
grond jord earth — soil
grond mark; backe ground — surface of the Earth
grond mark; jord ground — soil, earth
grond jord soil — mixture of sand and organic material
grond jord soil — mineral or organic material serving as a natural medium for the growth of land plants
grond jord soil — unconsolidated mineral or organic material on the immediate surface of the earth
grond jord; mark soil — country or territory
grond jord sol — pédologie|fr surface de la terre où l’on se tenir, où l’on marcher, sur laquelle on construire, etc.
grond jord terresol sur lequel nous marcher, sur lequel les maisons construire, qui produire et nourrir les végétaux.

gronden:

gronden verb (grond, grondt, grondde, grondden, gegrond)

  1. gronden (grondverven)
    grunda; grundmåla
    • grunda verb (grundar, grundade, grundat)
    • grundmåla verb (grundmålar, grundmålade, grundmålat)
  2. gronden (aarden)
    jorda
    • jorda verb (jordar, jordade, jordat)
  3. gronden (grondvesten; funderen)
    etablera; lägga grunderna
    • etablera verb (etablerar, etablerade, etablerat)
    • lägga grunderna verb (lägger grunderna, lade grunderna, lagt grunderna)

Conjugations for gronden:

o.t.t.
  1. grond
  2. grondt
  3. grondt
  4. gronden
  5. gronden
  6. gronden
o.v.t.
  1. grondde
  2. grondde
  3. grondde
  4. grondden
  5. grondden
  6. grondden
v.t.t.
  1. heb gegrond
  2. hebt gegrond
  3. heeft gegrond
  4. hebben gegrond
  5. hebben gegrond
  6. hebben gegrond
v.v.t.
  1. had gegrond
  2. had gegrond
  3. had gegrond
  4. hadden gegrond
  5. hadden gegrond
  6. hadden gegrond
o.t.t.t.
  1. zal gronden
  2. zult gronden
  3. zal gronden
  4. zullen gronden
  5. zullen gronden
  6. zullen gronden
o.v.t.t.
  1. zou gronden
  2. zou gronden
  3. zou gronden
  4. zouden gronden
  5. zouden gronden
  6. zouden gronden
en verder
  1. is gegrond
  2. zijn gegrond
diversen
  1. grond!
  2. grondt!
  3. gegrond
  4. grondend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for gronden:

VerbRelated TranslationsOther Translations
etablera funderen; gronden; grondvesten instellen; invoeren; oprichten; stichten
grunda gronden; grondverven instellen; invoeren; oprichten; plamuren; stichten
grundmåla gronden; grondverven
jorda aarden; gronden aarden; op aarde aansluiten
lägga grunderna funderen; gronden; grondvesten

Related Words for "gronden":


Related Translations for grond