Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. invretend:
  2. invreten:


Dutch

Detailed Translations for invretend from Dutch to Swedish

invretend:

invretend adj

  1. invretend (inbijtend; bijtend; inwerkend)

Translation Matrix for invretend:

ModifierRelated TranslationsOther Translations
frätande bijtend; inbijtend; invretend; inwerkend
nedbrytande bijtend; inbijtend; invretend; inwerkend

invreten:

invreten verb (vreet in, vrat in, vraten in, ingevreten)

  1. invreten (inbijten)
    angripa; erodera; äta sig in i; gröpa ur
    • angripa verb (angriper, angrep, angripit)
    • erodera verb (eroderar, eroderade, eroderat)
    • äta sig in i verb (äter sig in i, åt sig in i, ätit sig in i)
    • gröpa ur verb (gröper ur, gröpte ur, gröpt ur)

Conjugations for invreten:

o.t.t.
  1. vreet in
  2. vreet in
  3. vreet in
  4. vreten in
  5. vreten in
  6. vreten in
o.v.t.
  1. vrat in
  2. vrat in
  3. vrat in
  4. vraten in
  5. vraten in
  6. vraten in
v.t.t.
  1. heb ingevreten
  2. hebt ingevreten
  3. heeft ingevreten
  4. hebben ingevreten
  5. hebben ingevreten
  6. hebben ingevreten
v.v.t.
  1. had ingevreten
  2. had ingevreten
  3. had ingevreten
  4. hadden ingevreten
  5. hadden ingevreten
  6. hadden ingevreten
o.t.t.t.
  1. zal invreten
  2. zult invreten
  3. zal invreten
  4. zullen invreten
  5. zullen invreten
  6. zullen invreten
o.v.t.t.
  1. zou invreten
  2. zou invreten
  3. zou invreten
  4. zouden invreten
  5. zouden invreten
  6. zouden invreten
en verder
  1. is ingevreten
diversen
  1. vreet in!
  2. vreet in!
  3. ingevreten
  4. invretend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for invreten:

VerbRelated TranslationsOther Translations
angripa inbijten; invreten aanranden; aanvallen; attaqueren; bestormen; iets bemachtigen; overvallen; te pakken krijgen; verkrijgen; vrouw aanranden
erodera inbijten; invreten eroderen; wegvreten
gröpa ur inbijten; invreten uithollen
äta sig in i inbijten; invreten