Summary
Dutch
Detailed Translations for klem from Dutch to Swedish
klem:
-
klem (in de knel)
Translation Matrix for klem:
Noun | Related Translations | Other Translations |
bult | klem; pen; pin | deurknip; grendel; knip; rolbeugel; schoot; schuif; tapbout; tong; verschuifbare sluiting |
kirurgisk tång | klem; tang | |
klämma | klem; klemhaak | klamp; koeklauw; kram; krammetje |
pincett | klem; tang | buigtang; pincet; tang om iets te buigen; tangetje |
pinne | klem; pen; pin | haakje; ophanghaakje; pin; speld |
plugg | klem; pen; pin | |
sprint | klem; pen; pin | gespleten pen; ren over korte afstand; splitpen; sprint |
tapp | klem; pen; pin | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
klämma | dichtknijpen; drukken; knellen; persen; strak zitten | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
fastklämd | in de knel; klem | |
fastklämt | in de knel; klem | beklemd; bekneld |
Related Words for "klem":
Wiktionary Translations for klem:
klem
Cross Translation:
noun
-
een werktuig waarin iets door samendrukken bijeengehouden of vastgezet kan worden
- klem → klämma
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• klem | → stelkramp | ↔ Wundstarrkrampf — Medizin: bakterielle, meldepflichtige Wundinfektionskrankheit von dem Bakterium Clostridium tetani hervorgerufen |
• klem | → pol | ↔ borne — Pièce métallique sur laquelle se raccordent des conducteurs électriques |
klem form of klemmen:
Conjugations for klemmen:
o.t.t.
- klem
- klemt
- klemt
- klemmen
- klemmen
- klemmen
o.v.t.
- klemde
- klemde
- klemde
- klemden
- klemden
- klemden
v.t.t.
- heb geklemd
- hebt geklemd
- heeft geklemd
- hebben geklemd
- hebben geklemd
- hebben geklemd
v.v.t.
- had geklemd
- had geklemd
- had geklemd
- hadden geklemd
- hadden geklemd
- hadden geklemd
o.t.t.t.
- zal klemmen
- zult klemmen
- zal klemmen
- zullen klemmen
- zullen klemmen
- zullen klemmen
o.v.t.t.
- zou klemmen
- zou klemmen
- zou klemmen
- zouden klemmen
- zouden klemmen
- zouden klemmen
en verder
- is geklemd
diversen
- klem!
- klemt!
- geklemd
- klemmend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for klemmen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
gripa om | klemmen; knellen; omklemmen | |
hålla fast | klemmen; knellen; omklemmen | beet hebben; gevangen zetten; interneren; isoleren; niet laten gaan; opsluiten; vasthebben; vasthouden |
hålla i | klemmen; knellen; omklemmen |