Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. land:
  2. landen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for land from Dutch to Swedish

land:

land [het ~] noun

  1. het land (landmassa)
    land
  2. het land (natie; staat; rijk)
    land; nation
  3. het land (landschap)
    landskap

Translation Matrix for land:

NounRelated TranslationsOther Translations
land land; landmassa; natie; platteland; rijk; staat platteland
landskap land; landschap gebied; gewest; provincie; rayon; rechtsgebied; ressort; rijksonderdeel
nation land; natie; rijk; staat natie; volk
- rijk; staat

Related Words for "land":


Synonyms for "land":


Related Definitions for "land":

  1. wat geen stad is1
    • wij wonen op het (platte)land1
  2. wat niet door water bedekt is1
    • we stappen uit de boot, we gaan aan land1
  3. gebied binnen bepaalde grenzen met eigen regering1
    • in dit land wonen 14 miljoen mensen1

Wiktionary Translations for land:

land
noun
  1. een geografisch gebied aan één bepaald gezag onderworpen
  2. niet verstedelijkt gebied

Cross Translation:
FromToVia
land land country — region of land
land land country — nation state
land land land — part of Earth which is not covered by oceans or other bodies of water
land kustlös landlocked — surrounded by land
land fält; åker champ — Terrain de campagne
land gebit; område; trakt; ängd; land contrée — géographie|fr certain étendue de pays.
land land paysterritoire d’une nation.
land jord terresol sur lequel nous marcher, sur lequel les maisons construire, qui produire et nourrir les végétaux.

land form of landen:

landen [de ~] noun, plural

  1. de landen

landen verb (land, landt, landde, landden, geland)

  1. landen (aankomen op vliegveld)
    landa på flygplats; landa
    • landa på flygplats verb (landar på flygplats, landade på flygplats, landat på flygplats)
    • landa verb (landar, landade, landat)
  2. landen (terechtkomen; neerkomen; op de grond komen)
    landa; komma ner
    • landa verb (landar, landade, landat)
    • komma ner verb (kommer ner, komm ner, kommit ner)
  3. landen (neerdalen; afdalen; neerkomen; )
    åka ner; komma ner
    • åka ner verb (åker ner, åkte ner, åkt ner)
    • komma ner verb (kommer ner, komm ner, kommit ner)

Conjugations for landen:

o.t.t.
  1. land
  2. landt
  3. landt
  4. landen
  5. landen
  6. landen
o.v.t.
  1. landde
  2. landde
  3. landde
  4. landden
  5. landden
  6. landden
v.t.t.
  1. ben geland
  2. bent geland
  3. is geland
  4. zijn geland
  5. zijn geland
  6. zijn geland
v.v.t.
  1. was geland
  2. was geland
  3. was geland
  4. waren geland
  5. waren geland
  6. waren geland
o.t.t.t.
  1. zal landen
  2. zult landen
  3. zal landen
  4. zullen landen
  5. zullen landen
  6. zullen landen
o.v.t.t.
  1. zou landen
  2. zou landen
  3. zou landen
  4. zouden landen
  5. zouden landen
  6. zouden landen
diversen
  1. land!
  2. landt!
  3. geland
  4. landend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for landen:

NounRelated TranslationsOther Translations
landa landing; terechtkomen; val
länder landen naties; volken
VerbRelated TranslationsOther Translations
komma ner afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen; op de grond komen; terechtkomen
landa aankomen op vliegveld; landen; neerkomen; op de grond komen; terechtkomen
landa på flygplats aankomen op vliegveld; landen
åka ner afdalen; landen; naar beneden dalen; naar beneden komen; neerdalen; neerkomen; omlaagkomen

Related Words for "landen":


Wiktionary Translations for landen:


Cross Translation:
FromToVia
landen landa land — to descend to a surface, especially from the air
landen land; i; föra; landa land — to bring to land

Related Translations for land