Dutch
Detailed Translations for lieftallig from Dutch to Swedish
lieftallig:
-
lieftallig
älsklig; ljuvligt; vackert; förtjusande; tjusig; älskligt; tjusigt; förtjusandet-
älsklig adj
-
ljuvligt adj
-
vackert adj
-
förtjusande adj
-
tjusig adj
-
älskligt adj
-
tjusigt adj
-
förtjusandet adj
-
Translation Matrix for lieftallig:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
förtjusande | lieftallig | aanvallig; allerliefst; lieflijk; schattig; snoeperig; snoezig |
förtjusandet | lieftallig | |
ljuvligt | lieftallig | aanvallig; allerliefst; betoverend; dolgelukkig; elegant; geluk genietend; gelukkig; gracieus; luisterrijk; magnifiek; prachtig; schattig; schitterend; sierlijk; snoeperig; snoezig |
tjusig | lieftallig | aimabel; bekoorlijk; charmant |
tjusigt | lieftallig | aimabel; bekoorlijk; charmant |
vackert | lieftallig | attractief; bevallig; fraai; goed ogend; knap; mooi; schoon; welgemaakt; welgevallig |
älsklig | lieftallig | |
älskligt | lieftallig | aanbiddelijk; aantrekkelijk; begeerenswaardig; bekoorlijk; charmant; schattig; verrukkelijk |