Summary
Dutch
Detailed Translations for loensend from Dutch to Swedish
loensend:
Translation Matrix for loensend:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
skelögd | loens; loensend; scheel | |
skelögt | loens; loensend; scheel | |
vindögt | loens; loensend; scheel |
loensend form of loensen:
-
loensen
Conjugations for loensen:
o.t.t.
- loens
- loenst
- loenst
- loensen
- loensen
- loensen
o.v.t.
- loenste
- loenste
- loenste
- loensten
- loensten
- loensten
v.t.t.
- heb geloenst
- hebt geloenst
- heeft geloenst
- hebben geloenst
- hebben geloenst
- hebben geloenst
v.v.t.
- had geloenst
- had geloenst
- had geloenst
- hadden geloenst
- hadden geloenst
- hadden geloenst
o.t.t.t.
- zal loensen
- zult loensen
- zal loensen
- zullen loensen
- zullen loensen
- zullen loensen
o.v.t.t.
- zou loensen
- zou loensen
- zou loensen
- zouden loensen
- zouden loensen
- zouden loensen
diversen
- loens!
- loenst!
- geloenst
- loensend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for loensen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
kisa | loensen | speurend kijken; turen |