Summary
Dutch
Detailed Translations for loon from Dutch to Swedish
loon:
-
het loon (salaris; honorarium; bezoldiging; verdienste; gage; arbeidsloon; traktement; soldij; wedde)
-
het loon (salaris; bezoldiging; gage; inkomen)
-
het loon (salaris; inkomen uit onderneming; inkomen)
-
het loon (beloning; vergoeding)
-
het loon (arbeidsinkomen; salaris; inkomen)
-
het loon
Translation Matrix for loon:
Noun | Related Translations | Other Translations |
avlöning | arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; inkomen; loon; salaris; soldij; traktement; verdienste; wedde | |
belöning | beloning; loon; vergoeding | |
betalning | arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; salaris; soldij; traktement; verdienste; wedde | afrekening; afrekening in het criminele circuit; betalen; betaling; dokken; genoegdoening; nettolading; soldij; uitbetaling; voldoen; volstorten; volstorting; wedde |
frukten av ens arbete | arbeidsinkomen; inkomen; loon; salaris | |
inkomst | arbeidsinkomen; arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; salaris; soldij; traktement; verdienste; wedde | inkomen; inkomsten; ontvangsten; verdiensten |
lön | arbeidsloon; bezoldiging; gage; honorarium; inkomen; inkomen uit onderneming; loon; salaris; soldij; traktement; verdienste; wedde | betaling; kostenvergoeding; salariëring; vergelding; vergoeding |
- | salaris; verdienste |
Related Words for "loon":
Synonyms for "loon":
Related Definitions for "loon":
Wiktionary Translations for loon:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• loon | → lön | ↔ Lohn — Vergütung für eine geleistete Arbeit der Arbeiter |
• loon | → belöning | ↔ reward — something of value given in return for an act |
• loon | → lön | ↔ salary — fixed amount of money paid on monthly or annual basis |
• loon | → lön | ↔ wage — money paid to a worker |
• loon | → arvode; avlöning; lön; sold | ↔ salaire — rémunération pour un travail. |
lonen:
-
lonen
Conjugations for lonen:
o.t.t.
- loon
- loont
- loont
- lonen
- lonen
- lonen
o.v.t.
- loonde
- loonde
- loonde
- loonden
- loonden
- loonden
v.t.t.
- heb geloond
- hebt geloond
- heeft geloond
- hebben geloond
- hebben geloond
- hebben geloond
v.v.t.
- had geloond
- had geloond
- had geloond
- hadden geloond
- hadden geloond
- hadden geloond
o.t.t.t.
- zal lonen
- zult lonen
- zal lonen
- zullen lonen
- zullen lonen
- zullen lonen
o.v.t.t.
- zou lonen
- zou lonen
- zou lonen
- zouden lonen
- zouden lonen
- zouden lonen
diversen
- loon!
- loont!
- geloond
- lonend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for lonen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
betala | lonen | afrekenen; bekopen; bekostigen; besteden; betalen; dokken; spenderen; uitgeven; voldoen; zich kwijten |
Related Words for "lonen":
Wiktionary Translations for lonen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• lonen | → betala; löna | ↔ pay — to be profitable |
• lonen | → belöna | ↔ récompenser — donner une récompense, faire du bien à quelqu’un en reconnaissance de quelque service, ou en faveur de quelque bonne action. |
• lonen | → gälla | ↔ valoir — Être d’un certain prix, avoir un certain mérite (sens général) |