Summary
Dutch
Detailed Translations for minder worden from Dutch to Swedish
minder worden:
-
minder worden (achteruitgaan; declineren; afnemen)
-
minder worden (declineren; afnemen; verminderen; dalen; vervallen; teruggaan; tanen; minderen)
-
minder worden (verminderen; reduceren; afnemen; beperken; verlagen; inperken; verkorten; krimpen; inkrimpen; slinken; minderen)
-
minder worden (verminderen; slinken; afnemen; krimpen; inkrimpen; verkleinen)
Conjugations for minder worden:
o.t.t.
- word minder
- wordt minder
- wordt minder
- worden minder
- worden minder
- worden minder
o.v.t.
- werd minder
- werd minder
- werd minder
- werden minder
- werden minder
- werden minder
v.t.t.
- ben minder geworden
- bent minder geworden
- is minder geworden
- zijn minder geworden
- zijn minder geworden
- zijn minder geworden
v.v.t.
- was minder geworden
- was minder geworden
- was minder geworden
- waren minder geworden
- waren minder geworden
- waren minder geworden
o.t.t.t.
- zal minder worden
- zult minder worden
- zal minder worden
- zullen minder worden
- zullen minder worden
- zullen minder worden
o.v.t.t.
- zou minder worden
- zou minder worden
- zou minder worden
- zouden minder worden
- zouden minder worden
- zouden minder worden
diversen
- word minder!
- wordt minder!
- minder geworden
- minder wordend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
minder worden (afname; terugloop; val; daling)
-
minder worden (vermindering; afname)
bli mindre-
bli mindre noun
-