Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. narigheden:
  2. narigheid:


Dutch

Detailed Translations for narigheden from Dutch to Swedish

narigheden:

narigheden [de ~] noun, plural

  1. de narigheden (problemen)
    problem; bekymmer

Translation Matrix for narigheden:

NounRelated TranslationsOther Translations
bekymmer narigheden; problemen bekommernis; beroeringen; beslommering; bezorgdheid; kommer; kopzorg; ongerustheid; smarten; verontrusting; zorg
problem narigheden; problemen beroeringen; geval; knik; kwestie; kwesties; moeilijkheden; opgaaf; opgave; probleem; problematiek; problemen; sores; strubbeling; vraagstuk; zaak; zorgen; zwaarte

Related Words for "narigheden":


narigheid:

narigheid [de ~ (v)] noun

  1. de narigheid (gelazer; trammelant)
  2. de narigheid (moeilijkheid; probleem; penarie)
    svårighet

Translation Matrix for narigheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
orosmakeri gelazer; narigheid; trammelant
orosstiftning gelazer; narigheid; trammelant
svårighet moeilijkheid; narigheid; penarie; probleem ingewikkeldheid; moeilijkheid; probleem

Related Words for "narigheid":