Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. omvallen:


Dutch

Detailed Translations for omvallen from Dutch to Swedish

omvallen:

omvallen verb (val om, valt om, viel om, vielen om, omgevallen)

  1. omvallen (omvervallen; omrollen)
    falla omkull; falla
    • falla omkull verb (faller omkull, föll omkull, fallit omkull)
    • falla verb (faller, föll, fallit)

Conjugations for omvallen:

o.t.t.
  1. val om
  2. valt om
  3. valt om
  4. vallen om
  5. vallen om
  6. vallen om
o.v.t.
  1. viel om
  2. viel om
  3. viel om
  4. vielen om
  5. vielen om
  6. vielen om
v.t.t.
  1. ben omgevallen
  2. bent omgevallen
  3. is omgevallen
  4. zijn omgevallen
  5. zijn omgevallen
  6. zijn omgevallen
v.v.t.
  1. was omgevallen
  2. was omgevallen
  3. was omgevallen
  4. waren omgevallen
  5. waren omgevallen
  6. waren omgevallen
o.t.t.t.
  1. zal omvallen
  2. zult omvallen
  3. zal omvallen
  4. zullen omvallen
  5. zullen omvallen
  6. zullen omvallen
o.v.t.t.
  1. zou omvallen
  2. zou omvallen
  3. zou omvallen
  4. zouden omvallen
  5. zouden omvallen
  6. zouden omvallen
diversen
  1. val om!
  2. valt om!
  3. omgevallen
  4. omvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for omvallen:

NounRelated TranslationsOther Translations
falla landing; terechtkomen; val
VerbRelated TranslationsOther Translations
falla omrollen; omvallen; omvervallen buitelen; duikelen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; ten val komen; vallen
falla omkull omrollen; omvallen; omvervallen