Summary
Dutch
Detailed Translations for oneffenheid from Dutch to Swedish
oneffenheid:
-
de oneffenheid (hobbeligheid; ruwheid)
-
de oneffenheid (hobbel; bobbel; ongelijkheid)
Translation Matrix for oneffenheid:
Noun | Related Translations | Other Translations |
hinder | bobbel; hobbel; oneffenheid; ongelijkheid | afhouden; belemmering; beletsel; beletten; bemoeilijking; breidel; hinder; hindernis; klip; obstakel; obstructie; overlast; struikelblok; verhinderd zijn; verhindering; weerhouden |
hårdhet | hobbeligheid; oneffenheid; ruwheid | barsheid; fermheid; ruigheid; stoerheid; verhardheid; verstoktheid |
knöl | bobbel; hobbel; oneffenheid; ongelijkheid | boerenlul; gek; hobbel; hondsvot; hork; knobbel; knoest; kwast; kwetsuur; letsel; lummel; mallerd; malloot; pias; zot; zottin |
ojämnhet | bobbel; hobbel; hobbeligheid; oneffenheid; ongelijkheid; ruwheid | grofheid; hobbeling; opgezwollenheid; ruw van makelij |
råhet | hobbeligheid; oneffenheid; ruwheid | grofheid; guurheid; hardhandigheid; klamheid; ruw van makelij; ruwheid |
Related Words for "oneffenheid":
oneffen:
-
oneffen (hobbelig; ongelijkmatig)
Translation Matrix for oneffen:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
knöligt | hobbelig; oneffen; ongelijkmatig | bobbelig; bultig; hobbelig |
ojämn | hobbelig; oneffen; ongelijkmatig | geaccidenteerd |
ojämnt | hobbelig; oneffen; ongelijkmatig | bobbelig; hobbelig; niet glad; ruw |