Dutch

Detailed Translations for plaats from Dutch to Swedish

plaats:

plaats [de ~] noun

  1. de plaats (locatie; plek)
    plats; ort
  2. de plaats (landstreek; gebied; regio; )
    landsdel

Translation Matrix for plaats:

NounRelated TranslationsOther Translations
landsdel gebied; gewest; gouw; landstreek; oord; plaats; regio; streek
ort locatie; plaats; plek
plats locatie; plaats; plek ligging; locatie; site
- locatie; plek; punt

Related Words for "plaats":


Synonyms for "plaats":


Related Definitions for "plaats":

  1. punt in een volgorde1
    • hij eindigde op de tweede plaats1
  2. stad of dorp1
    • Amstelveen is een grote plaats1
  3. bepaalde ruimte of punt in de ruimte1
    • op deze plaats blijf ik zitten1

Wiktionary Translations for plaats:


Cross Translation:
FromToVia
plaats läge; plats location — place
plaats plats; placering; post; säte; ställe place — location, position
plaats punkt; plats point — location or place
plaats plats spot — location or area
plaats torg square — open space in a town
plaats läge Lage — Stelle, an der etwas liegt
plaats plats Platz — weitläufige, offene Fläche, die als Betätigungs-,Veranstaltungs-, Erholungs- oder Versammlungsort dient
plaats plats Platz — ein bestimmter Ort oder eine bestimmte Stelle
plaats plats Platz — ein bestimmter Rang oder eine bestimmte Position
plaats plats PlatzStelle, an der man sitzen oder stehen kann (Sitzplatz)
plaats plats Platzohne Plural: verfügbarer Raum
plaats position PositionOrt, Standort
plaats stad citéville, surtout quand on vouloir en faire ressortir l’importance.
plaats gård; gårdstomt courespace découvert qui dépendre d’une maison, d’un hôtel, etc., et qui est entourer de murs ou de bâtiments.
plaats ämbete emploiusage qu’on fait de quelque chose.
plaats ställe; plats; ort endroit — Partie bien déterminée d’un espace, d’une chose ou d’un corps.
plaats ämbete fonction — Activité qui tend à un but précis
plaats ort lieuportion de l’espace, soit prise en elle-même, soit considérée par rapport à ce qui l’occuper.
plaats by; köping; ort localitélieu habité.
plaats tjänst; ämbete office — Fonction, emploi
plaats tjänst; sektion; ämbete serviceétat, fonctions, devoirs de quelqu’un qui servir une personne ou une collectivité.
plaats stad ville — Zone urbaine fortement peuplée dans laquelle se concentre la majorité des activités humaines d’un pays

plaatsen:

plaatsen verb (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)

  1. plaatsen (deponeren; leggen; zetten; )
    lägga ner; sätta ner
    • lägga ner verb (lägger ner, lade ner, lagt ner)
    • sätta ner verb (sätter ner, satte ner, sätt ner)
  2. plaatsen (leggen; zetten)
    lägga; sätta; placera
    • lägga verb (lägger, lade, lagt)
    • sätta verb (sätter, satte, satt)
    • placera verb (placerar, placerade, placerat)
  3. plaatsen (neerzetten; zetten; bijzetten)
    ställa; sätta; placera; lägga; sätta ner
    • ställa verb (ställer, ställde, ställt)
    • sätta verb (sätter, satte, satt)
    • placera verb (placerar, placerade, placerat)
    • lägga verb (lägger, lade, lagt)
    • sätta ner verb (sätter ner, satte ner, sätt ner)
  4. plaatsen (neerleggen; leggen; deponeren; wegleggen)
    lägga ner; placera
    • lägga ner verb (lägger ner, lade ner, lagt ner)
    • placera verb (placerar, placerade, placerat)
  5. plaatsen (situeren; zich afspelen)
    lägga; sätta; placera; ställa; anlägga
    • lägga verb (lägger, lade, lagt)
    • sätta verb (sätter, satte, satt)
    • placera verb (placerar, placerade, placerat)
    • ställa verb (ställer, ställde, ställt)
    • anlägga verb (anlägger, anlade, anlagt)
  6. plaatsen (zetten)
    placera; lägga bort
    • placera verb (placerar, placerade, placerat)
    • lägga bort verb (lägger bort, lade bort, legat bort)
  7. plaatsen (plaats toekennen)
    bestämma; tilldela; anvisa
    • bestämma verb (bestämmer, bestämde, bestämt)
    • tilldela verb (tilldelar, tilldelade, tilldelat)
    • anvisa verb (anvisar, anvisade, anvisat)
  8. plaatsen (stationeren; posten; posteren)
    förlägga; stationera
    • förlägga verb (förlägger, förlade, förlagt)
    • stationera verb (stationerar, stationerade, stationerat)
  9. plaatsen (iemand onderdak verlenen; onderdak verschaffen; huisvesten; )
    bjuda någon logi; ackomodera
    • bjuda någon logi verb (bjuder någon logi, bjöd någon logi, bjudit någon logi)
    • ackomodera verb (ackomoderar, ackomoderade, ackomoderat)
  10. plaatsen (monteren en aansluiten; installeren; aanleggen; aanbrengen)
    sätta ihop; montera
    • sätta ihop verb (sätter ihop, satte ihop, satt ihop)
    • montera verb (monterar, monterade, monterat)

Conjugations for plaatsen:

o.t.t.
  1. plaats
  2. plaatst
  3. plaatst
  4. plaatsen
  5. plaatsen
  6. plaatsen
o.v.t.
  1. plaatste
  2. plaatste
  3. plaatste
  4. plaatsten
  5. plaatsten
  6. plaatsten
v.t.t.
  1. heb geplaatst
  2. hebt geplaatst
  3. heeft geplaatst
  4. hebben geplaatst
  5. hebben geplaatst
  6. hebben geplaatst
v.v.t.
  1. had geplaatst
  2. had geplaatst
  3. had geplaatst
  4. hadden geplaatst
  5. hadden geplaatst
  6. hadden geplaatst
o.t.t.t.
  1. zal plaatsen
  2. zult plaatsen
  3. zal plaatsen
  4. zullen plaatsen
  5. zullen plaatsen
  6. zullen plaatsen
o.v.t.t.
  1. zou plaatsen
  2. zou plaatsen
  3. zou plaatsen
  4. zouden plaatsen
  5. zouden plaatsen
  6. zouden plaatsen
en verder
  1. ben geplaatst
  2. bent geplaatst
  3. is geplaatst
  4. zijn geplaatst
  5. zijn geplaatst
  6. zijn geplaatst
diversen
  1. plaats!
  2. plaatst!
  3. geplaatst
  4. plaatsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for plaatsen:

NounRelated TranslationsOther Translations
sätta ihop bijeenplaatsing
sätta ner neerzetten
VerbRelated TranslationsOther Translations
ackomodera herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen
anlägga plaatsen; situeren; zich afspelen omdoen
anvisa plaats toekennen; plaatsen opdracht geven
bestämma plaats toekennen; plaatsen afbakenen; afkondigen; afpalen; afzetten; begrenzen; bepalen; beslissen; besluiten; bestemmen; decreteren; definiëren; determineren; omlijnen; omschrijven; uitstippelen; uitvaardigen; uitzetten; vaststellen
bjuda någon logi herbergen; huisvesten; iemand onderdak verlenen; onderbrengen; onderdak geven; onderdak verschaffen; plaatsen
förlägga plaatsen; posten; posteren; stationeren openbaren; publiceren; uitbrengen; uitgeven
lägga bijzetten; leggen; neerzetten; plaatsen; situeren; zetten; zich afspelen deponeren; inklinken; leggen
lägga bort plaatsen; zetten afdanken; ecarteren
lägga ner deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; wegleggen; zetten neervlijen; vlijen
montera aanbrengen; aanleggen; installeren; monteren en aansluiten; plaatsen koppelen
placera bijzetten; deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; situeren; wegleggen; zetten; zich afspelen inklinken; koloniseren; settelen; vestigen
stationera plaatsen; posten; posteren; stationeren
ställa bijzetten; neerzetten; plaatsen; situeren; zetten; zich afspelen deponeren; inklinken; leggen; op stal zetten
sätta bijzetten; leggen; neerzetten; plaatsen; situeren; zetten; zich afspelen inklinken
sätta ihop aanbrengen; aanleggen; installeren; monteren en aansluiten; plaatsen formeren; samenschikken
sätta ner bijzetten; deponeren; leggen; neerleggen; neerzetten; plaatsen; stationeren; zetten
tilldela plaats toekennen; plaatsen delegeren; geneesmiddel toedienen; geven; gunnen; herverkavelen; iets toekennen; ingeven; overdragen; toebedelen; toebrengen; toedienen; toekennen; toewijzen; verstrekken
- zetten
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
tilldela toewijzen

Related Words for "plaatsen":


Synonyms for "plaatsen":


Related Definitions for "plaatsen":

  1. begrijpen waar het mee te maken heeft1
    • ik kan die opmerking wel plaatsen1
  2. het een plek geven1
    • waar heb je die kast geplaatst?1

Wiktionary Translations for plaatsen:


Cross Translation:
FromToVia
plaatsen lägga; placera; ställa; sätta place — to put in a specific location
plaatsen sätta; ställa; lägga; he; placera put — to place something somewhere
plaatsen teckna; underteckna zeichnen — (transitiv) unterzeichnen
plaatsen använda; begagna; bruka; lägga; ställa; sätta appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
plaatsen lägga; ställa; sätta mettreplacer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.
plaatsen lägga; ställa; sätta; bygga; inreda; inställa; göra poserplacer, mettre sur quelque chose.

plaats form of plaat:

plaat [de ~] noun

  1. de plaat
    plåt; platta; grundplåt
  2. de plaat
    platta
  3. de plaat (langspeelplaat; album; l.p.; lp; elpee)
  4. de plaat (elpee; album; grammofoonplaat; lp)
    skiva; grammofonskiva; lp skiva; lp
  5. de plaat (plaat in boek of tijdschrift; foto; illustratie; plaatje)
  6. de plaat (ets; gravure)
    etsning; gravering; kopparplåt

Translation Matrix for plaat:

NounRelated TranslationsOther Translations
etsning ets; gravure; plaat
grammofonskiva album; elpee; grammofoonplaat; l.p.; langspeelplaat; lp; plaat
gravering ets; gravure; plaat graveerwerk; graveren; gravure; rotogravure; snijwerk
grundplåt plaat
illustration foto; illustratie; plaat; plaat in boek of tijdschrift; plaatje betoog; getekende afbeelding; illustratie; illustraties; plaatje; plaatjes; tekening
kopparplåt ets; gravure; plaat koperblik; koperplaat
lp album; elpee; grammofoonplaat; lp; plaat
lp skiva album; elpee; grammofoonplaat; lp; plaat
långspelande grammofonskiva album; elpee; l.p.; langspeelplaat; lp; plaat
platta plaat fundamentplaat
plåt plaat plaatijzer
skiva album; elpee; grammofoonplaat; lp; plaat feestavond; feestje; fiche; grammofoonplaat; moot; party; plak; plakje; record; schijfje; tranche; viering
VerbRelated TranslationsOther Translations
skiva doorsnijden

Related Words for "plaat":


Related Definitions for "plaat":

  1. afbeelding op papier of karton1
    • in dit kinderboek staan veel platen1
  2. groot plat stuk van hard materiaal1
    • het dak bestaat uit een houten plaat1

Wiktionary Translations for plaat:


Cross Translation:
FromToVia
plaat klaff; skiva leaf — flat section used to extend a table
plaat platta plate — a flat metallic object
plaat platta; skiva Platte — relativ dünner, flacher und ebener fester Gegenstand, der überall gleich dick ist
plaat platta; skiva Platte — (umgangssprachlich) Tonträger zur Konservierung von Musikstücken, Kurzform von Schallplatte
plaat platta; skiva disque — géométrie|fr surface délimitée par un cercle. Le disque fermé comprend le cercle et le disque ouvert ne le comprend pas.
plaat bild imagereprésentation d’êtres ou d’objets par le dessin, la peinture, la sculpture, la gravure, la photographie, le cinéma, etc.
plaat klaff; skiva rallonge — Ce qui sert à rallonger une chose

Related Translations for plaats