Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. schieten op:
  2. opschieten:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for schieten op from Dutch to Swedish

schieten op:

schieten op verb

  1. schieten op (neerschieten)
    skjuta på; avfyra skott mot
    • skjuta på verb (skjuter på, sköt på, skjutit på)
    • avfyra skott mot verb (avfyrar skott mot, avfyrade skott mot, avfyrat skott mot)

Translation Matrix for schieten op:

VerbRelated TranslationsOther Translations
avfyra skott mot neerschieten; schieten op
skjuta på neerschieten; schieten op aanjagen; aansporen; beschieten; bestoken; opjutten; opschorten; opschuiven; porren; rekken; uitstellen; verschuiven; vertragen; voor zich uitschuiven

schieten op form of opschieten:

opschieten verb (schiet op, schoot op, schoten op, opgeschoten)

  1. opschieten (zich haasten; jagen; snellen; )
    brådska; rusa; ila; skynda på
    • brådska verb (brådskar, brådskade, brådskat)
    • rusa verb (rusar, rusade, rusat)
    • ila verb (ilar, ilade, ilat)
    • skynda på verb (skyndar på, skyndade på, skyndat på)
  2. opschieten (uit de grond schieten; omhoog schieten)
    gro; skjuta i höjden
    • gro verb (gror, grodde, grott)
    • skjuta i höjden verb (skjuter i höjden, sköt i höjden, skjutit i höjden)

Conjugations for opschieten:

o.t.t.
  1. schiet op
  2. schiet op
  3. schiet op
  4. schieten op
  5. schieten op
  6. schieten op
o.v.t.
  1. schoot op
  2. schoot op
  3. schoot op
  4. schoten op
  5. schoten op
  6. schoten op
v.t.t.
  1. ben opgeschoten
  2. bent opgeschoten
  3. is opgeschoten
  4. zijn opgeschoten
  5. zijn opgeschoten
  6. zijn opgeschoten
v.v.t.
  1. was opgeschoten
  2. was opgeschoten
  3. was opgeschoten
  4. waren opgeschoten
  5. waren opgeschoten
  6. waren opgeschoten
o.t.t.t.
  1. zal opschieten
  2. zult opschieten
  3. zal opschieten
  4. zullen opschieten
  5. zullen opschieten
  6. zullen opschieten
o.v.t.t.
  1. zou opschieten
  2. zou opschieten
  3. zou opschieten
  4. zouden opschieten
  5. zouden opschieten
  6. zouden opschieten
diversen
  1. schiet op!
  2. schiet op!
  3. opgeschoten
  4. opschietend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opschieten:

NounRelated TranslationsOther Translations
brådska drukte; gauwigheid; gebrom; gedrang; gehaastheid; gemurmel; geroezemoes; haast; haastigheid; ijl; overijling; spoed; toeloop; toevloed
rusa scheutje
VerbRelated TranslationsOther Translations
brådska ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden
gro omhoog schieten; opschieten; uit de grond schieten spruiten; voortspruiten
ila ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; haast maken; haasten; hardlopen; ijlen; jachten; jagen; overhaasten; rennen; spoeden; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten; voortmaken; zich spoeden
rusa ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanpoten; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; overhaasten; spoeden; stormlopen; tempo maken; tempomaken; tot spoed aanzetten; voortmaken; zich spoeden
skjuta i höjden omhoog schieten; opschieten; uit de grond schieten
skynda på ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opschieten; reppen; snellen; spoeden; vliegen; zich haasten; zich spoeden aanzetten; opzwepen; sterk prikkelen
- vorderen

Synonyms for "opschieten":


Related Definitions for "opschieten":

  1. prettig met hem om kunnen gaan1
    • ik kan goed met hem opschieten1
  2. er haast mee maken1
    • schiet op, anders komen we te laat1
  3. snel gaan, vooruit komen1
    • het werk schiet lekker op1

Wiktionary Translations for opschieten:


Cross Translation:
FromToVia
opschieten hålla sams; komma överens get along — interact or coexist well, without argument or trouble
opschieten avancera avancerpousser en avant, porter en avant.

Related Translations for schieten op