Dutch
Detailed Translations for soebatten from Dutch to Swedish
soebatten:
-
soebatten
Conjugations for soebatten:
o.t.t.
- soebat
- soebatt
- soebatt
- soebatten
- soebatten
- soebatten
o.v.t.
- soebatte
- soebatte
- soebatte
- soebatten
- soebatten
- soebatten
v.t.t.
- heb gesoebat
- hebt gesoebat
- heeft gesoebat
- hebben gesoebat
- hebben gesoebat
- hebben gesoebat
v.v.t.
- had gesoebat
- had gesoebat
- had gesoebat
- hadden gesoebat
- hadden gesoebat
- hadden gesoebat
o.t.t.t.
- zal soebatten
- zult soebatten
- zal soebatten
- zullen soebatten
- zullen soebatten
- zullen soebatten
o.v.t.t.
- zou soebatten
- zou soebatten
- zou soebatten
- zouden soebatten
- zouden soebatten
- zouden soebatten
en verder
- ben gesoebat
- bent gesoebat
- is gesoebat
- zijn gesoebat
- zijn gesoebat
- zijn gesoebat
diversen
- soebat!
- soebatt!
- gesoebat
- soebatten
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for soebatten:
Noun | Related Translations | Other Translations |
böna | boon; bruine boon; griet | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
be | soebatten | afhalen; afstropen; bidden; in gebed zijn; smeken; stropen; uitbenen; verzoeken; villen; vragen |
bedja | soebatten | bedelen; bidden; hunkeren; in gebed zijn; schooien; sterk verlangen |
böna | soebatten | |
bönfalla | soebatten | aanvragen; bidden; rekwestreren; smeken; verzoeken; vragen |