Dutch
Detailed Translations for uitdrukking geven aan from Dutch to Swedish
uitdrukking geven aan:
uitdrukking geven aan verb (geef uitdrukking aan, geeft uitdrukking aan, gaf uitdrukking aan, gaven uitdrukking aan, uitdrukking gegeven aan)
-
uitdrukking geven aan (uiten; uitdrukken; verwoorden; uiting geven aan; vertolken)
Conjugations for uitdrukking geven aan:
o.t.t.
- geef uitdrukking aan
- geeft uitdrukking aan
- geeft uitdrukking aan
- geven uitdrukking aan
- geven uitdrukking aan
- geven uitdrukking aan
o.v.t.
- gaf uitdrukking aan
- gaf uitdrukking aan
- gaf uitdrukking aan
- gaven uitdrukking aan
- gaven uitdrukking aan
- gaven uitdrukking aan
v.t.t.
- heb uitdrukking gegeven aan
- hebt uitdrukking gegeven aan
- heeft uitdrukking gegeven aan
- hebben uitdrukking gegeven aan
- hebben uitdrukking gegeven aan
- hebben uitdrukking gegeven aan
v.v.t.
- had uitdrukking gegeven aan
- had uitdrukking gegeven aan
- had uitdrukking gegeven aan
- hadden uitdrukking gegeven aan
- hadden uitdrukking gegeven aan
- hadden uitdrukking gegeven aan
o.t.t.t.
- zal uitdrukking geven aan
- zult uitdrukking geven aan
- zal uitdrukking geven aan
- zullen uitdrukking geven aan
- zullen uitdrukking geven aan
- zullen uitdrukking geven aan
o.v.t.t.
- zou uitdrukking geven aan
- zou uitdrukking geven aan
- zou uitdrukking geven aan
- zouden uitdrukking geven aan
- zouden uitdrukking geven aan
- zouden uitdrukking geven aan
en verder
- ben uitdrukking gegeven aan
- bent uitdrukking gegeven aan
- is uitdrukking gegeven aan
- zijn uitdrukking gegeven aan
- zijn uitdrukking gegeven aan
- zijn uitdrukking gegeven aan
diversen
- geef uitdrukking aan!
- geeft uitdrukking aan!
- uitdrukking gegeven aan
- uitdrukking gevend aan
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitdrukking geven aan:
Verb | Related Translations | Other Translations |
ge uttryck åt | uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden | formuleren; in een formule brengen |
tolka | uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; vertolken; verwoorden | begrijpen; interpreteren; opvatten; overbrengen; translateren; uitbeelden; verbeelden; verpersonificeren; vertalen; vertolken |