Summary
Dutch
Detailed Translations for vereiste from Dutch to Swedish
vereiste:
-
de vereiste (must)
-
de vereiste (voorwaarde; conditie; eis)
Translation Matrix for vereiste:
Noun | Related Translations | Other Translations |
antagande | conditie; eis; vereiste; voorwaarde | onderstelling; poneren; stellen; toe-eigening; veronderstelling; voorgevoel |
krav | must; vereiste | aanspraak maken op; aanspraken; benodigdheid; claim; materiaal; opvragen; opvraging; pretentie |
måste | must; vereiste | aandrang; drang; moeten |
villkor | conditie; eis; vereiste; voorwaarde | beding; bepaling; beperking; besnaring; conditie; condities; criterium; eis; kriterium; voorwaarde; voorwaarden |
Verb | Related Translations | Other Translations |
måste | believen; moeten; willen | |
Modifier | Related Translations | Other Translations |
måste | cruciaal; elementair; essentieel; noodzakelijk; per se; vereist |
Wiktionary Translations for vereiste:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vereiste | → krav | ↔ requirement — necessity |
vereisen:
Conjugations for vereisen:
o.t.t.
- vereis
- vereist
- vereist
- vereisen
- vereisen
- vereisen
o.v.t.
- vereiste
- vereiste
- vereiste
- vereisten
- vereisten
- vereisten
v.t.t.
- heb vereist
- hebt vereist
- heeft vereist
- hebben vereist
- hebben vereist
- hebben vereist
v.v.t.
- had vereist
- had vereist
- had vereist
- hadden vereist
- hadden vereist
- hadden vereist
o.t.t.t.
- zal vereisen
- zult vereisen
- zal vereisen
- zullen vereisen
- zullen vereisen
- zullen vereisen
o.v.t.t.
- zou vereisen
- zou vereisen
- zou vereisen
- zouden vereisen
- zouden vereisen
- zouden vereisen
en verder
- ben vereist
- bent vereist
- is vereist
- zijn vereist
- zijn vereist
- zijn vereist
diversen
- vereis!
- vereist!
- vereist
- vereisend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for vereisen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
fordra | eisen; vereisen; vergen; verlangen | aanspraak maken op; aanspraak op maken; aanvragen; eisen; inmanen; invorderen; opeisen; opvorderen; opvragen; rekwireren; verzoeken; vorderen; vragen |
kräva | eisen; vereisen; vergen; verlangen | aanspraak maken op; aanspraak op maken; eisen; inmanen; invorderen; opeisen; opvorderen; rekwireren; vorderen |
Wiktionary Translations for vereisen:
vereisen
Cross Translation:
verb
-
nodig hebben
- vereisen → erfordra
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vereisen | → behöva | ↔ need — to have an absolute requirement for |
• vereisen | → ansöka; bedja; fråga; spörja; anmoda | ↔ demander — Indiquer à quelqu’un par des paroles, par un écrit ou tout autre moyen ce qu’on désire obtenir de lui. |