Summary
Dutch
Detailed Translations for verzwakken from Dutch to Swedish
verzwakken:
-
verzwakken (uitputten; verslappen; zwakker worden; aan kracht inboeten; zwak worden)
-
verzwakken (aftakelen; wegglijden)
Conjugations for verzwakken:
o.t.t.
- verzwak
- verzwakt
- verzwakt
- verzwakken
- verzwakken
- verzwakken
o.v.t.
- verzwakte
- verzwakte
- verzwakte
- verzwakten
- verzwakten
- verzwakten
v.t.t.
- heb verzwakt
- hebt verzwakt
- heeft verzwakt
- hebben verzwakt
- hebben verzwakt
- hebben verzwakt
v.v.t.
- had verzwakt
- had verzwakt
- had verzwakt
- hadden verzwakt
- hadden verzwakt
- hadden verzwakt
o.t.t.t.
- zal verzwakken
- zult verzwakken
- zal verzwakken
- zullen verzwakken
- zullen verzwakken
- zullen verzwakken
o.v.t.t.
- zou verzwakken
- zou verzwakken
- zou verzwakken
- zouden verzwakken
- zouden verzwakken
- zouden verzwakken
diversen
- verzwak!
- verzwakt!
- verzwakt
- verzwakkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
verzwakken (afzwakken; verslappen)
Translation Matrix for verzwakken:
Noun | Related Translations | Other Translations |
svagande | afzwakken; verslappen; verzwakken | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
förslappa | aan kracht inboeten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden | |
försvaga | aan kracht inboeten; aftakelen; uitputten; verslappen; verzwakken; wegglijden; zwak worden; zwakker worden | ontkrachten; ontzenuwen; weerleggen |
mattas | aan kracht inboeten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden | |
tappa kraft | aan kracht inboeten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden | |
vekna | aan kracht inboeten; uitputten; verslappen; verzwakken; zwak worden; zwakker worden | doen smelten; verweken; week worden |
Wiktionary Translations for verzwakken:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verzwakken | → försvaga | ↔ attenuate — To weaken |
• verzwakken | → föröda; försvaga | ↔ waste — to weaken |
• verzwakken | → försvaga | ↔ weaken — to make weaker |
• verzwakken | → försvagas; mattas | ↔ weaken — to become weaker |
• verzwakken | → slopa; besegra; avliva; avrätta; dräpa; förnedra; förödmjuka | ↔ abattre — Traductions à trier suivant le sens |