Summary
Dutch to Swedish:   more detail...
  1. vuig:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for vuiger from Dutch to Swedish

vuig:


Translation Matrix for vuig:

NounRelated TranslationsOther Translations
smutsigt goorheid; groezeligheid; vuilheid
ModifierRelated TranslationsOther Translations
dålig banaal; laag; vuig aan een ziekte lijdend; achterbaks; arm; bekaaid; boosaardig; er bekaaid afkomen; geniepig; gluiperig; in het geniep; inferieur; malicieus; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; pover; schamel; slecht; snood; stiekem; tweederangs; verraderlijk; ziek; zwak
dåligt banaal; laag; vuig aan een ziekte lijdend; achterbaks; arm; bekaaid; boosaardig; er bekaaid afkomen; gemeen; geniepig; gluiperig; in het geniep; inferieur; malicieus; min; minderwaardig; ondermaats; ondeugdelijk; pover; schamel; slecht; snood; stiekem; tweederangs; vals; verraderlijk; ziek; zwak
eländig banaal; laag; vuig ellendige; godvergeten; lamlendig; lamzalig
eländigt banaal; laag; vuig akelig; armzalig; bar; beroerd; deerniswekkend; ellendig; ellendige; erbarmelijk; erg; godvergeten; lamlendig; naar; rampzalig
smutsigt banaal; laag; vuig baggerig; bedoezeld; bevlekt; drabbig; drassig; goor; groezelig; met vuil bemorst; modderig; morsig; onverkwikkelijk; pruttig; ranzig; slibachtig; slibberig; slijkerig; slonzig; slordig; smerig; smoezelig; stuitend; vies; viezig; vlekkig; voddig; vuil; vunzig; walgelijk; weerzinwekkend; zwijnachtig
tarvlig banaal; laag; vuig armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig
tarvligt banaal; laag; vuig armzalig; bar; deerniswekkend; ellendig; erbarmelijk; erg; rampzalig
torftigt banaal; laag; vuig bar; onbegroeid; onvolwaardig

Related Words for "vuig":

  • vuiger, vuigere, vuigst, vuigste, vuige

Wiktionary Translations for vuig:


Cross Translation:
FromToVia
vuig föraktlig; låg abject — Qui est dans un état d’abjection, qui est rejeté et digne de l’être ; vil, méprisable.
vuig modlös; nedrig lâche — Qui n’est pas tendre, qui n’est pas serrer comme il pouvoir ou devoir l’être.