Dutch
Detailed Translations for zich spoeden from Dutch to Swedish
zich spoeden:
-
zich spoeden (haasten; jagen; aanpoten; overhaasten; voortmaken; haast maken; ijlen; spoeden)
-
zich spoeden (zich haasten; opschieten; jagen; snellen; vliegen; spoeden; jachten; reppen; jakkeren; ijlen)
Translation Matrix for zich spoeden:
External Machine Translations: